omslag papierboek
Yolanda Entius - verhalen Halverwege Halfweg | Een laatbloeier | Twaalf verhalen over papier
Hoeveel strippen naar Calcutta? | Een fiets voor jezelf
 
  TWAALF VERHALEN OVER PAPIER DOOR YOLANDA ENTIUS



MATERIE

Doorzichtig en dun, vatbaar voor de wind, knispert het schutblad van het fotoboek op mijn bureau, een beetje als de lente. Ik droom dat ik nooit meer weg zou hoeven dromen en hoor de zwaluw fluiten voor het open raam dat de zomer nu toch echt in aantocht is.
Al bijna geen papier meer, doet deze bladzijde zo goed wat 't moet doen. 't Doet: het is maar een foto, ver weg en verleden en ik ben de waas over dat toen en daar. 't Spin rag over dat wat altijd mooier lijkt.
Groen gekleurd kan ook, dan heet 't van Pickwick en vraagt erom verknipt te worden tot een ruitje voor mijn kijkdoos. Voor een stuiver mag je kijken naar de peepshow van mijn ziel, maar je moet beloven dat je niet zult lachen. Zie je; ik heb alle mooie dingen bij elkaar geplakt: de lucht, de zee, de bergen. En als je goed kijkt zie je in dat huisje daar in het midden een piepklein raampje. Daarachter zit ik. En nu gaat het sneeuwen, moet je opletten. Het zijn de witte rondjes uit de perforator van juffrouw van Ham.
Of op een envelop, maar dat was later. Een venster op mijn naam, adres en registratienummer. Ja, ik moest maar eens gaan opruimen. Daar staat de doos, log en stug, een opbergplaats, meer iets voor de winter. Een gitzwarte wolk is voor de zon gekropen. De zwaluw is gevlogen. Een windvlaag jaagt de krokussen in de bloembak plat op de grond. Op straat klettert het servies uit de 'alles voor één gulden bak' van de rommelwinkel op de hoek. Een meisje houdt zich vast aan de jas van haar vader. Als slechte acteurs lopen ze veel te schuin in de wind. De hagel slaat tegen de ruiten. Ik doe het raam dicht en zie hoe de wereld groengekleurd een Pickwick-kijkdoos wordt.


ZINTUIGEN

Natuurlijk, er is het zakdoekje met eau de cologne dat je in de bus van een vijftigjarige dame krijgt. Er is de geur van oude boeken die door beestjes worden opgepeuzeld. En als het lichaam van Christus op je tong smelt, denk je aan de snoepkeet op de hoek waar je voor een dubbeltje tien velletjes kon kopen. Er is de prettige sensatie als je de bladzijdes van een boek van Gallimard los snijdt. Dat voelt en klinkt, ik geef het toe. En in films zie je mensen ruiken aan de brief van hun geliefde, of ze leggen hun lippen op de envelop om vervolgens hun ogen dankbaar naar de hemel op te slaan. Het is allemaal waar, maar het komt me voor dat het slechts uitzonderingen zijn om de regel te bevestigen. Het papier is niet van ruiken, proeven, horen en voelen, het is vooral van zien. Overal zie je het en als je het tot je neemt haal je dingen in je hoofd.

Je kunt niet denken over dat wat is, je denkt over dat wat was of nog moet komen. Denk ik, denk ik in woorden. Denk ik niet in woorden, heet 't geen denken, zo zit dat met mij. Zeg ik wat ik denk, lijkt het waarder, dan als ik 't binnen houd. Schrijf ik wat ik denk, dan lijkt 't gewichtiger, ook als 't niets voorstelt. Liegen dat het gedrukt staat. Zwart op wit lieg ik heel wat raak. Dat kun je zien. Wat niet past laat ik achterwege en wat niet is, verzin ik erbij. Noem het overmoed of verlangen. "Op papier ziet het er goed uit." Luister, ik heb een plan... Dit is mijn plan, maar hoe 't zal uitpakken? Liegen is leuk. 'Kijk achter je!' en de toeschouwer draait zich om. Gefopt.
Hier staat een huis. Echt waar. Een oud huis, met een toren en een muur die bijna omvalt. Ik zal je zeggen, het ruikt er naar appelbloesem en pas gemaaid gras. Het gefluit van het meesje wordt begeleid door het zachte gebrom van de tractor daar in de verte bij de bosrand. Voel je hoe het lieveheersbeestje een zachte landing op je bovenarm maakt? En proef maar eens, dat wat jij onkruid noemt is munt, frisgroene munt.


TAAL

Dat er is iets grondigs mis was, wist ik pas toen hij het licht aandeed met de woorden 'ik ga even een boekje lezen'. Hij heeft een hekel aan lezen in bed en doet dat slechts bij hoge uitzondering en uitsluitend als donkere gedachtes hem uit de slaap houden. Spijt, hij had spijt, dat werd een lange nacht.
Achteraf gezien stonden de alarmsignalen als rode vlaggetjes op de tijdbalk van de dag. Maar dat is achteraf, als je met de uitkomst in je hoofd terugkijkt en alle feiten eruit pikt die wel naar dat éne einde moeten leiden. Het verhaal van de geschiedschrijver ligt doorgaans dichter bij de werkelijkheid dan het verhaal van de waarzegster op de kermis. Maar de historicus heeft makkelijk praten, hem staat een archief vol feiten ter beschikking, de toekomstlezer moet het doen met wat lijnen op een hand of een kristallen bol. Ik bedoel; kan ik er wat aan doen, dat ik in mijn glazen bol vol roze champagne alleen het schitterende paleis van de toekomst zag en blind was voor de feiten. De toekomst is een onbeschreven blad het heden, het nu, nu, nu, is een ongeschreven regel.

Om het te vieren had ik champagne van bovenbudgetaire klasse gekocht. Waarom ook niet? Ook al waren we zes jaar sparen armer, welbeschouwd hadden we een vermogen bespaard. Als doorgewinterde onderhandelaars hadden we op het juiste moment onze poten stijf gehouden. "Laat nooit merken dat je het wilt hebben" had een vriend ons geadviseerd.
Ik had zelfs spijt van de ruzie die ik bij het ontbijt had gemaakt. Tegen mijn zin waren bij de croissants de onderhandelingen al begonnen. Hij noemde een bedrag dat mij het schaamrood op de kaken joeg: nog niet de helft van wat er werd gevraagd. De stemming was meteen verziekt. Zo'n bod was toch niet serieus te nemen, wilde hij het eigenlijk wel, vond hij het dan niet mooi... Dat deed er nu niet toe, onderbrak hij me, nu ging het erom het onderste uit de kan te halen. Het irriteerde me dat hij zo zakelijk werd en niet wou vieren dat we nu eindelijk iets gevonden hadden.
Ik bekeek het etiket op de fles: een verguld chateau. Ons huis was dan wel geen kasteel en had ook geen toren, maar het lag wel op een heuvel en het bood uitzicht over een sprookjesachtig nevelig dal én - zo was ons verzekerd - bij helder weer kon je de witte toppen van het hooggebergte zien.
Hij had het goed gespeeld, moest ik nu toegeven, en het was verstandig van hem geweest de blijdschap uit te stellen tot de prijs gemaakt was. Door een spleet in de deuropening zag ik hem, over zijn tekenspullen gebogen aan tafel zitten.
Een geur van knoflook, schaap en olie steeg op uit de pan. Met mijn voet gaf ik de deur een zetje zodat deze met een droge plof dicht viel. Ik wilde niet dat hij de lamsbout rook, het was een verrassing. Nog een maand of twee en we zouden buiten eten en koken. Ik wist al precies waar de vuurplaats moest komen. In de hoek van de tuin, ónze tuin, naast het groenbemoste muurtje, òns muurtje, onder de dan bloeiende kastanjeboom, ónze boom.
Natuurlijk voelde ik toen ik de kamer in kwam dat er iets mis was. De tekenspullen lagen werkloos op de hoek van de tafel. Hij bladerde in een tijdschrift en trommelde met zijn vingers op het zeil. 'Zenuwen, doodordinaire zenuwen' dacht ik mijn ongerustheid weg. "Nu al?" vroeg hij, doelend op de champagne. "Het is al over achten hoor", reageerde ik stompzinnig alsof hij zich ooit aan dat soort tijdconventies had gehouden. "Ik bedoel, om het te vieren, het is toch nog niet van ons." Weliswaar zou de officiële overdracht over twee maanden plaatsvinden, maar ik wist niet beter dan dat het papier dat wij getekend hadden gelijk stond aan de daadwerkelijke koop. "Is dat contract dan bindend?" Het klonk loodzwaar, meer als iemand die net gehoord had dat hij kanker had en nu pas zag dat hij daarmee ten dode was opgeschreven, dan als iemand die zojuist de gelukkige bezitter was geworden van wat in potentie niet minder dan een paleis was. Maar nog steeds wilde ik het niet weten; 'de natuurlijke zenuwen van iemand die zojuist een belangrijke beslissing in zijn leven heeft genomen, heel normaal eigenlijk,' concludeerde ik weinig origineel en schonk de champagne in. Met een waterig lachje bracht hij een toast 'op ons huis dan maar' uit.
Zelfs toen hij de, overigens uitstekend geslaagde lamsbout na één hap al weer terzijde schoof, hield ik vol. "Ik denk dat het gewoon de zenuwen zijn, het is toch een hele belangrijke beslissing, het zou eerder raar zijn als we niet zenuwachtig waren" zei hij nu zelf. Ik stemde zo happig in, dat ook mij de eetlust verging.
Ik trok de rollen papier naar mij toe: leeg. Alles was leeg. Hij had niets getekend, geen plan gemaakt. "Ik heb niet echt de juiste maten" verklaarde hij "en ik weet niet wat ik met het dak moet doen." Op de vraag of hij zich zorgen maakte om het dak, antwoordde hij dat we daar wel een oplossing voor zouden vinden. Nog voor ik die oplossing ter sprake kon brengen, begon hij de tafel af te ruimen. Samen met de goudbruine lamsbout vertrok hij naar de keuken en kwam daar pas een uur later weer vandaan.
Het huis kwam niet meer ter sprake, andere conversatie belandde telkens op een dood spoor en in een spelletje hadden we geen zin. We besloten lekker vroeg naar bed te gaan. Bovendien moesten we de volgende ochtend vroeg op om de thuisreis te aanvaarden.
Als stijve planken lagen we naast elkaar in het donker. Meer dan een uur daarvoor hadden we elkaar welterusten gewenst. Hij moest even naar de wc.
Toen hij terugkwam, zag ik de rode vlek op zijn kaak, daar waar hij telkens zijn hand over zijn wang had gewreven. Klaarwakker nu, durfde ik hem te vragen of hij spijt had van onze beslissing. Het korte, dunne 'nee hoor' weerkaatste als een vette 'ja' tegen de muren van de kamer. Hij wenste mij opnieuw een goede nacht en deed het licht uit. Vijf minuten later deed hij het licht opnieuw aan. "Wat doe je?" vroeg ik. "Ik ga even een boekje lezen." zei hij.


BEWAREN

Ik wil niet meer, ik kan niet meer, ik capituleer. Het is vrijdag en ik zit al meer dan een kwartier op de deurmat. Stapelgek komt van stapel papier. De fik erin. Het moet niet zijn: 'je schepen achter je verbranden' maar 'je papieren achter je verbranden'. Dat eerste klinkt zo vals, zo niet van deze tijd. Gisteren de hele dag bezig geweest om alle stapels te reduceren tot één nieuw, overzichtelijk stapeltje. Zelfs de envelop van het pensioenfonds, heb ik na ruim twee jaar nu dan eindelijk in de 'voor-ordner-map' gestopt. De acute zaken heb ik afgehandeld, de rest heb ik keurig opgeborgen. Je weet maar nooit.
Ik heb naar het schijnt last van Overheidsangst. Zodra ergens staat 'aldus naar waarheid ingevuld' voel ik me een crimineel en raak in paniek. Onvermijdelijk heb ik ergens iets over het hoofd gezien of verzuimd te vermelden en vroeg of laat zal ik daarvoor ter verantwoording worden geroepen. Mijn onzekere handtekening heeft ze aan het denken gezet, ze hebben het tot op de bodem uitgezocht en nu moet ik gaan bewijzen dat ik niet moedwillig heb gelogen. Zorg er daarom voor altijd álle officiële papieren te bewaren.
Ik ben niet groot behuisd, daarom heb ik voor mijn officialia mijn toevlucht tot de wc moeten nemen. Boven het toilet heb ik drie planken ingericht met ordners. Weliswaar drukt dat archief een beetje op mij als ik er mijn gemak van probeer te nemen en het liefst zou ik het recyclen tot grauwe closetrollen, maar ik ben een verstandig mens en mijn driften op dat gebied de baas. Liever waan ik mij een gelukkig mens met al mijn papieren keurig in het gelid boven de stortbak, zodat ik met een gerust hart weg kan.
Opgeruimd en in het bezit van een nieuw kompas kom ik een kwartier geleden thuis en maak de brievenbus open. Normaal gesproken maak ik op vrijdag nooit de brievenbus open, uit angst dat mijn weekend in de schaduw komt van één of ander onheil dat ik pas op maandag kan verhelpen, maar nu moest ik wel omdat ik er een paar weken tussenuitknijp. Het is vijf over vijf, te laat om gemaakte administratiefoutjes recht te zetten en ik heb vier enveloppen in mijn hand, waarvan niet één met de hand geschreven.


TEGENSPELER

Arm papier, drager van tekens, teksten en beelden. Zelfs bij zoiets simpels als het behang waarnaar ik staar - ik ben in een hotelkamer, morgen gaan we tekenen - zie ik alleen de goudgele roosjes omzoomd door frisgroen gras in een regelmatig patroon. Spreek ik over het behang, dan spreek ik over het motief óp het behang en zoek vervolgens de naad tussen twee stroken. Het is hier beroerd geplakt, dat moet gezegd.
Arm papier. Zelfs als het niet bedrukt is en maagdelijk wit, denk je aan wat nog moet komen. Het beroemde gestaar van de schrijver, symbool voor leegte, gebrek aan inspiratie en angst dat het nooit meer goed komt. Ik moet zorgen dat het goed komt. Heb medelijden met het papier.
Het is een zonnige dag. De eerste lentedag, zeggen de mensen beneden in het dorp. Overmoedig hebben ze hun jassen om de heupen gehangen. Het zonlicht weerkaatst op het witte vel in mijn hand. Nu weer in het teken van de zon is dit papier, nog steeds iets anders, nog steeds niet zichzelf.
Ik ga het liefkozen, ik zal het liefkozen. Zoals een geliefde je huid streelt en niks zegt, geen 'je bent' of 'ik hou'. Zwijgend mag je zijn wat je het liefste en het meeste bent: zonder woorden, zonder beelden.
Lief papier, ik hou nu op met schrijven. Ik draag je nu naar boven. Beeld van geluk: op iemands rug de lange weg naar boven gaan. Voel je de zon, hoor je het geritsel van de bomen. Het is een zacht windje, niet meer dan een bries. Je zult erop dansen. Nog even, we zijn er zo. Kijk daar is de toren.
Als ik je nu een beetje knijp, dan spijt me dat. Het is omdat ik m'n handen om de sporten van de trap moet klemmen. Zie je hoe hoog we zijn. Je hoeft niets meer te dragen, je mag je láten dragen door de wind. Dag papier, ik laat je nu gaan.


SYMBOLIEK

Mijn dag kan niet meer stuk. Ik was uren voor de wekker wakker en zag dat de zon na weken nat en grijs, nu dan toch eindelijk op doorbreken stond. Normaal gesproken wil ik bij aanvang van de dag nog wel eens dralen, maar vanochtend niet. Onmiddellijk besloot ik m'n bed uit te gaan, mijn ontbijt in een zakje te stoppen en erop uit te trekken om het voorjaar te zien ontwaken ver weg van het rumoer van de stad.
'Als het geluk voor het oprapen ligt, moet je je bukken' dacht ik nog zelfvoldaan over zoveel wijsheid op dit vroege uur van de dag, toen ik aan de voet van de Nieuwedijk een portemonneetje zag liggen. Vijf minuten later en een ander had die portemonnee gevonden, maar nu viel ik in de prijzen. Ook een geluk komt nooit alleen. Die portemonnee bevat een hele wereld.
De identiteitskaart vertelt mij dat de eigenaar "Patrick" heet en nog maar negen jaren oud is. Patrick woont in de Hazelaarstraat op nummero 4. Volgens een oproepkaart is Patrick vorige week donderdag om 15.45 uur bij tandarts Mulder op de Meeuwenlaan geweest. In oktober moet hij weer. Een verfrommeld wit kladje leert Patrick hoe hij vanuit Engeland naar Amsterdam moet bellen. Ongetwijfeld zijn Patricks ouders gescheiden en heeft hij onlangs zijn vader in Londen bezocht, maar daar heb ik geen bewijzen voor.
Ik zit tussen boterbloemen en madeliefjes aan de waterkant. De wereld geeft zich langzaam bloot: achter de optrekkende mist ontvouwt zich de groene polder in strakke lijnen. Je zou kunnen denken dat God het met Mondriaan op een akkoordje heeft gegooid, maar dat doe ik lekker niet. Ik hou me aan de feiten, zonder symbolen of betekenissen. Deze polder is wat ze is en ik verheug me erin. Als ik hier een schuurtje kon kopen...
Wat zullen Patrick en zijn moeder blij zijn als ik straks opbel dat ik de portemonnee gevonden heb. Vol verwachting klopt mijn hart. Nog éven moeder van Patrick en aan uw zorgen - de portemonneebevat ook een huissleutel hetgeen in combinatie met het adres een directe uitnodiging tot diefstal is - komt een eind, nog éven.
Het geluid van kikkers en insecten komt langzaam op volume. De nevel is bijna verdampt. In de verte komt een polaroid op kleur. Scherpomlijnd staat een boerderijtje aan de horizon. Het is goed zo.


VERGANKELIJKHEID

ponskaart - stencil - het bonnetje in mijn broekzak - fax
Welke hoort in het rijtje niet thuis?
'Fax' natuurlijk. De ponskaart, het stencil en het bonnetje in mijn broekzak zijn verleden tijd. De eerste twee omdat ze in onbruik zijn geraakt, de laatste omdat het is verpulverd in de bonte was. De fax daarentegen is juist in opmars.
Hoewel? Gevoelsmatig past de fax er wel in thuis. Het kan toch niet lang meer kan duren of het woord 'fax' klinkt net zo belegen als 'ponskaart'. Alleen al de kwaliteit van het papier van sommige goedkope faxen: dun, glad, gekruld en stinkend naar de eerste generatie kopieën waarop alle letters blauwpaars gebrand werden. Daar komt nog bij dat deze goedkope faxen een beperkte houdbaarheid hebben. De tekst of tekening vervaagt na verloop van tijd. Ik ken mensen die met deze faxen naar de kopirette hóllen om vóór het verstrijken van de houdbaarheidsdatum de informatie op beter papier te zetten. Feitelijk zijn deze faxen alleen bedoeld voor kattebelletjes. Zou het woord 'kattebelletje' onbedoeld de komst van de fax voorspeld hebben?
Ook de aard van de fax geeft te denken. Ik durf te beweren dat het een 'tussenapparaat' is dat, terwijl het systeem al achterhaald was, nog gauw even op de markt is gebracht om de investeringskosten ruimschoots terug te verdienen. Het verzenden van tekst of beeld per computer is nu al veel efficiënter. Niet elke brief hoeft immers geprint. Zoals je een kattebelletje niet op een maagdelijk A-viertje schrijft, maar op de hoek van een oude envelop die je bij de eerste de beste opruimbeurt in de prullenbak delete... Of op een puntje van de krant, zoals mijn geliefde hedenmorgen deed toen hij zich mijn huis uit haastte. "Ik kom je om vier uur met de auto halen. Vergeet die fax van de makelaar niet en neem het bonnetje mee, dan brengen we dat kompas nog even terug." Dat kompas... het bonnetje... waar was ik ? Faxen, ja, faxen. Het zou me niet verbazen als het de opa's en de oma's zijn die binnenkort als enigen nog faxen. Het is immers betrekkelijk eenvoudig en je kunt zonder computer of gehoorapparaat een 'praatje' met je kleindochter maken. Die fax moet terug in het rijtje, en het bonnetje kan ik maar beter úit het rijtje halen, want dat kompas moet terug naar de winkel.


VERSIERING

Het behang in mijn huis bevalt mij niet. Het heeft een grauwe kleur en het drukt me telkens op de nieuwbouwstatus van het huis. Ik mag het niet verven, want het behang moet het 'bouwvocht' uit kunnen ademen. Toch heb ik het gedaan, ik heb een stuk van het behang beschilderd. Daaromheen heb ik een kozijn gespijkerd en nu lijkt het of ik een extra raam heb.
Het echte raam ziet uit op het raam van de overbuurman. We hebben zicht op elkaar. Liever hadden we zicht op een tuintje of de zee, maar het is niet anders. Noodgedwongen wonen we samen, zonder elkaars naam te kennen.
Een extra raam is dus geen overbodige luxe. Van oude latex vermengd met plakkaatverf heb ik een landschap op het behang geschilderd. Op de achtergrond de lucht, daaronder een scherpe horizon met de zee, waarin een klein zeilbootje, dan wat heuvels met in het midden een klein huisje, en op de voorgrond heb ik klaprozen geschilderd.
De lucht, de zee en de heuvels zijn niet zo goed gelukt. Aan de reacties van mensen merk ik dat ook; ze halen opgelucht adem als ik ze vertel dat het behang er binnenkort af mag en mijn schilderij juist aan zijn tijdelijkheid zijn charme ontleent.
Over de klaprozen op de voorgrond ben ik wel tevreden. Ik heb ze met twee stempels van doorgesneden aardappels gemaakt. Eén voor een bloeiende klaproos en één voor een klaproos in de knop. Het gevolg is dat de klaprozen allemaal zo'n beetje hetzelfde zijn en dat dat gedeelte van het behang weer echt behang geworden is. Ik heb de klaprozen namelijk in een terugkerend patroon op het behang gedrukt, waardoor het er erg fabrieksmatig uitziet.
Het huisje, centrum van mijn uitzicht uit mijn namaakraam, heeft een andere kwaliteit, maar dat weet ik alleen. Het raampje is echt, dat wil zeggen; je kunt het opendoen, maar in plaats van een interieur tref je een melancholieke dichtregel. 'Ze zaten in het huis zo mooi gelegen op de heuvel, het uitzicht was aan hun en ze wisten niet waarvan te dromen.'


BEELDTAAL

Ik heb een plakboek. Een plakboek voor foto's. Niet alle foto's mogen in mijn plakboek. Oh nee. Sommige foto's worden te licht bevonden, ze zijn ondermaats, zowel qua kiek- als kunstgehalte. Een onscherpe close-up van een herfstblad, tref je bij mij niet in mijn boek.
De afgekeurde foto's verknip ik tot cassettehoesjes, andere belanden in een doos. Ik bewaar ze. Ik weet niet waarom. Tot ik jaren later in die doos graai en een kiekje nog eens bekijk. Het object van de foto is vaag (vandaar de doos en niet het boek) maar op de achtergrond zie ik de witgelakte tafel die ik niet meer heb, de foto's die destijds de superstatus van 'op het prikbord' bereikte en het leuke jurkje dat toen al versleten was. Kortom al die détails waarin zich een vroeger leven ontvouwt. De opwinding die ik dan voel, is groot.
Vandaag gebeurde er iets vreemds: ik sla het plakboek open en zie dat er een 'doosfoto' in het boek geglipt is. Het is een bewogen foto van een hotelkamer.
Ik maak graag foto's van hotelkamers waar je na een zware reis je kleren te drogen hangt en je benen op het bed te strekken legt. De totale overname van de kamer wil ik vastleggen. Tussen deur en douche de druipende tent, over het bed de doorweekte sokken en aan het kozijn de kletsnatte T-shirts. Nu heb ik geen flitser op mijn apparaat en steevast tref ik in die kamers te weinig licht. Vage foto's worden dat en dus bij voorbaat voor de doos.
Maar, deze doosfoto is in mijn boek beland. Erger nog: ik heb er met potlood iets onder gezet. Dit doet echt een beetje pijn. “Let op de rollen papier op tafel”, staat er geschreven. Ik heb mij het genoegen van de ontdekking achteráf ontnomen. Wat was het leuk geweest die foto met mijn geliefde onscherp op de voorgrond, jaren later in die doos te vinden en dan die rollen papier op 't tafeltje in de hoek te ontdekken. Weemoedig zou ik lachen om de overmoed waarmee we zelfs al bouwtekeningen van onze ruïne met toren hadden gemaakt.


PLATTE VLAK

Nederland is een plattevlakland. Nederland is bij uitstek een kaartenland. Alleen in de lengte en in de breedte is het omrekenen en aanpassen. Wat betreft de hoogte hoef je niet in te binden. Het zijn betrouwbare kaarten.
De kaart met hoogtelijnen is niet meer dan een treurig bewijs van het onvermogen van het papier. Hoogtelijnen zijn een leugen. Alsof er lijnen als lange spelden omhoog zouden priemen. Hoogtelijnen staan in de lengte en de breedte, ze kunnen me nog meer vertellen. Ik mag het vuile werk opknappen en al mijn driedimensionaal vermogen aanspreken om een beetje wegwijs te worden uit al die stippen en lijnen.
We zoeken een heuvelachtig land. Een beetje bossen, niet te veel en zeker geen sparren... een beetje water, het liefst achter in de tuin... en die heuvels dus, vanwege het uitzicht. De kaart ligt in zijn volle lengte en breedte op de motorkap. Mijn vriend vindt, dat je op die kaart het door ons geliefde landschap, waar wij een huisje willen, moet kunnen herkennen. "Je moet goed naar de hoogtelijnen kijken", zegt hij, "als ze dicht op elkaar staan is het er steil." Een vriendin van mij heeft thuis een kaart waar de bergen als verkreukelde pingpongballetjes uitsteken. Waarom hebben wij niet zo'n kaart? wil ik weten. "Omdat die van plastic zijn en bedoeld voor aan de muur", zegt mijn vriend "je kunt ze niet opvouwen en daarmee zijn ze buitengemeen ongeschikt om in de auto te vervoeren". Hij vindt dat ik zeur, ik hoor het aan de toon in zijn stem. En het is waar. Ik ben een beetje moe. Zoekmoe. We zijn alletwee een beetje zoekmoe en we moeten oppassen dat we de moed niet laten zakken. En vooral een beetje aardig blijven. "Daar ziet het er wel dichtbestreept uit" zeg ik optimistisch in de hoop dat ik de hoogtelijnen niet verwar met een weg gewreven koffievlek. Mijn vriend knikt instemmend en vouwt de kaart zo dat ik gemakkelijk de weg kan vinden. "Naar het oosten dan maar" zegt hij als we instappen. Achter de wolken meen ik een waterig zonnetje te zien en ik hou de kaart zo dat de windrichtingen kloppen. "Gewoon dit weggetje volgen," zeg ik zelfverzekerd. Mijn vriend kijkt me aan, draait de kaart op mijn schoot en keert de auto.


VERPAKKING

"In papier of plastic?" vraagt de bakker. Ik weet het niet. De regen tikt tegen de étalageruit waarvoor hamkaasbroodjes, saucijzenbroodjes en glimmende pizza's uitgestald staan. Ik denk aan de bakker, naast het huis van de notaris in het dorp waar ik gisteren nog was. Ik ben nog maar net thuis en het valt me zwaar. Ik ben zo iemand die het eigenlijk wel prettig vind als er niets te kiezen valt. Ik bestel een brood en dan krijg ik een stokbrood waar wel of niet een papiertje omheen gevouwen is en dat stokbrood gaat smaken, dat weet ik zeker.
"In papier of plastic" herhaalt de bakker. Eerst heb ik uit wit of bruin moeten kiezen, toen uit diverse soorten meer- en mindergranen en toen dat gelukt was, heeft ze de meergranenbol onder de snijmachine gelegd waar ik niet om had gevraagd. Daar heb ik me al over opgewonden want ik vind dat zij die hun brood laten snijden dat er maar bij moeten zeggen en niet andersom. En nu wil ze weten of ik in papier of plastic mijn brood verpakt wil zien. Waarom in godsnaam? Nu wil ik het weten ook.
"Waarom vraagt u dat'? zeg ik zo vriendelijk mogelijk. "Omdat u het mag zeggen." antwoordt ze ontwijkend. "U vraagt dat alleen maar als iemand een ongesneden brood bestelt. Mij lijkt het dat dat brood in een zakje moet waarin het 't beste goed blijft en u lijkt mij de aangewezen persoon om daar een oordeel over te vellen." Daar heeft ze niet van terug, denk ik ten onrechte. "Als u wilt dat de korst knapperig blijft dan moet u het in papier verpakken. Als u het in plastic bewaart, blijft het weliswaar langer vers, maar de korst wordt zacht." Ik heb de papier-plastic-vraag altijd als een milieu-gewetensvraag beschouwd die alleen gesteld wordt aan zonderlingen die een ongesneden bol bestellen. De wedervraag heb ik uit ergernis gesteld, niet uit nieuwsgierigheid. Ik ben gewoon chagrijnig en zij krijgt het op haar brood. Het is de regen in deze troosteloze straat. De regen in de stad is anders dan de regen op het land. "Papier dan maar" zeg ik zachtjes, voor ik in huilen uitbarst.
Met mijn in papier gehulde brood loop ik op straat. Het regent nog steeds, dat maakt het makkelijker m'n tranen de vrije loop te laten, geen mens die het ziet. Op de hoek van de Rozengracht, merk ik dat mijn papieren zak doorweekt begint te raken. Ik voel aan de korst van mijn brood. Die zal wel niet krokant blijven. Ik stop mijn brood aan de binnenkant van mijn jas en trek mijn kraag op. Er is maar één ding dat mijn dag kan redden: de patatkraam op de Westermarkt. Daar verkopen ze de beste en de vetste patat. Als ik bij de patatboer arriveer constateer ik opgelucht dat hij zijn frieten nog altijd in puntzakken serveert, want dat is de helft van de attractie, al weet ik niet precies waarom.


WAARDEMIDDEL

Ik sta op het punt geld uit te geven, heel veel geld, een klein vermogen waar ik jarenlang hard voor heb gespaard. Het liefst zou ik het ook echt uit mijn portemonnee halen en het omwisselen in de andere valuta, waardoor ik opeens drie keer zo rijk lijk, om het dan aan de nieuwe eigenaar te geven in ruil voor het huis. 'Gelijk oversteken' zou ik zeggen. Maar dat kan allemaal niet. Het huis laat zich niet overhandigen en het geld heb ik niet in mijn portemonnee. Het staat op de bank. Ik kan het natuurlijk wel van de bank gaan halen - zou het er ook echt zijn dat geld van mij? - maar dat doe ik niet. Ik krijg al vaak genoeg te horen dat ik sentimenteel en nostalgisch ben, of erger nog: 'een beetje ouderwets'. Vroeger zeiden ze dat soort dingen nooit.
Vroeger dacht ik nog dat geld waarde op zich had. Toen ik mijn eerste van oma gekregen tientje naar de bank bracht en zag hoe de juffrouw achter het loket mijn briefje van tien achteloos tussen de andere briefjes stopte, was ik bezorgd of 't wel mijn tientje was dat ik terug zou krijgen als ik het later bij de bank op zou komen eisen. Ik had niet door dat mijn tientje op zichzelf niets waard was, dat het alleen maar waarde representeerde. Voor de kleuters in deze tijd met die fraaie bankbiljetten, moet het nog moeilijker zijn. Het is toch veel leuker de trotse bezitter van deze snip te zijn, dan van willekeurig welke andere snip.
De ontdekking dat mijn bankbiljet niet speciaal van mij was, had een devaluerende werking. En ik vroeg me serieus af of ik wel het kleinkind van mijn oma was, of slechts een representant van de hele verzameling die 'kleinkinderen' heet en daarmee volstrekt inwisselbaar. Mijn koersval laat zich raden en van deze privé 'black monday' ben ik nooit helemaal hersteld. Achteraf ben ik het 'harde, maar nuttige lessen in ongewenste inwisselbaarheid' gaan noemen. Ik heb er mee leren leven. Ik ben volwassen geworden. Ik sta immers op het punt de trotse bezitter van een huis te worden.